Doorgaan naar hoofdcontent

Ch 06.03 - Pad van Verwoesting

Met Koning Brech, leider van de Onderstad van Sundabar, is afgesproken dat de Coole Gasten op pad gaan naar de krater alwaar het monster dat de stad verwoestte uit de aarde rees. Brech had gezien hoe het monster na z'n verschijning even werd opgehouden door een aantal tovenaars in rode gewaden en nam toen aan dat dit (onbekende) bondgenoten moesten zijn. Echter, nu er een tovenaar in rood met de Duergar meestreed, weet hij dat niet zo zeker meer. Misschien kunnen de Coole Gasten rond de krater de stoffelijke resten van de magiƫrs vinden om zo vast te stellen met wie we te maken hebben.

De Coole Gasten verlaten de Onderstad. De krater is niet lastig te vinden, gewoon het plat gewalste spoor door het bos volgen. Eenmaal bij de krater aangekomen, sluipt Elf vooruit om over de rand te spieken. Hij ziet hoe een groep Goblins zich verschanst heeft in de krater. Ze maken dankbaar gebruik van de opgeworpen aardewal als verdedigingslinie en zijn bezig om met boomstammen hutjes op te bouwen tegen deze rand aan. Een oudere Goblin geeft aanwijzingen aan een klein tiental andere, vooral jongere Goblins die de bouw verrichten, terwijl er een oudere Goblindame op een krukje zit toe te kijken. 

Elf sluipt terug om zijn bevindingen met Storm en Lia te delen. Lia besluit dat ze de groep Goblins moeten infiltreren om zo de krater te inspecteren en op zoek te gaan naar de (resten van de) rode tovenaars. Ze bindt de polsen van Elf en Storm vast met een losse knoop, en ze verandert zichzelf in een Hobgoblin, verre familie van het Goblinras waarvan de leden iets groter zijn. De spreuk die ze hiervoor gebruikt heeft een onverwachte bijwerking: Lia wordt omringd door een wolk van bloesemblaadjes en vlinders! Snel werpt Storm een blik op zijn lantaarn, en in plaats van een kalm vlammetje, lijkt het daarbinnen wel op een fik in een toverballen-fabriek; alle kleuren van de regenboog schieten voorbij! De Weave is hier, na de doorkomst van het enorme monster, compleet van de wijs.

Ondanks de vlinders zet Lia het plan door en loopt als Hobgoblin met haar 'gevangenen' het kamp in. De opperman merkt ze op en roept: "Wie is daar?" Lia begroet de 'machtige leider' van het dorp - de Goblin is ongeveer zeventig centimeter hoog -, zegt dat ze zich bij hen aan wil sluiten en heeft als welkomstkadootje deze gevangenen meegenomen. De goblin-hoofdman loopt over van achterdocht - de vlinders helpen echt niet - maar Lia komt vooralsnog weg met de list! "En waarom zou ik je toestaan in ons dorp?" vraagt de hoofdman. Lia flext haar spieren en zegt hoe sterk ze is. Dit schiet bij de hoofdgoblin in het verkeerde keelgat. "Ik ben hier de sterkste!" Zijn zwaard is al half uit de schede als Lia snel toevoegt dat hij er inderdaad beresterk uitziet en dat het niet haar bedoeling is om aan zijn macht te tornen. Weer wordt de aandacht op de gevangenen gevestigd, en de hoofdman moet toegeven dat ze een lekker hapje zullen zijn. Lia wordt op proef tot het dorp toegelaten en krijgt de instructie om de gevangenen in een van de hutten te zetten en goed vast te binden.

Onderweg naar de aangegeven hut houden de Coole Gasten hun ogen open voor sporen van de Rode Tovenaars. Lai gooit de gevangenen in het hutje en haalt het touw van hun polsen. Elf heeft ondertussen een sleepspoor de krater uit zien lopen en aan een bosje hing een rood stuk stof. Hij wil dit verder onderzoeken en glipt snel en stiekem het hutje uit; het hutje bestaat uit niet veel meer dan opgerichte boomstammetjes - de Goblins moeten het nog aansmeren met modder en plaggen -en tussen deze stammen is ruimte genoeg voor de kleine Elf om er tussenuit te knijpen. Storm probeert van wat takken, modder een een jutezak een pop te maken die op elf lijkt. Mocht een van de goblins  in de hut kijken, dan zien ze twee gevangenen. Lia gaat de hut weer uit, pakt wat planken en kijkt alsof ze weet waar ze heen moet. Terwijl ze rondloopt, blijft ook zij op zoek naar sporen.

Elf sluipt het bos in en komt op een spoortje terecht dat door het bos slingert. Hij kan de sleepsporen blijven volgen en ziet ook geregeld rode stof in de bosjes hangen. Zo te zien zijn de gevallen tovenaars hierlangs verplaatst. Na een tocht van twintig minuten staat Elf voor een ommuurd oud landhuis. Boven de poort staat in Elvenschrift 'Meya Rand Des', en naast de poort hangt een plakkaat met nog meer, deels overwoekerde tekst. Achter de poort ziet Elf een vijver met in het midden een grote fontein, bestaande uit twee standbeelden. Elf wil niet alleen verder en besluit om zijn bevindingen met de rest te delen. Hij sluipt weer terug.

Lia merkt ondertussen dat haar toverspreuk bijna afloopt en dat haar vermomming dan vervalt. Ze loopt weer naar de hut met de gevangenen toe, met de smoes dat ze vast gaat beginnen met koken. Door de oude goblinvrouw op haar kruk wordt beaamd dat het een eeuwigheid duurt voordat Dragonborn een beetje mals is. Als Lia de hut in komt, schiet ook Elf weer net tussen de spijlen door en zegt het spoor te hebben gevonden. Behoedzaam sluipen de Coole Gasten allemaal door het gat in de muur en gaan het bos in. Drie minuten later klinkt er een ijselijke kreet uit het Goblinkamp en de Coole Gasten zetten het op een lopen.


Zonder incident komen de Coole Gasten aan bij de poort die Elf had gevonden. Lia herkent de naam 'Meya Rand Des' als oude vorm van de familie Mirandez, altijd nog een invloedrijke familie in Silverymoon. Lia maakt het plakkaat naast de poort vrij van de begroeiing en ziet staan: "Solaris Benificius". De lijfspreuk van de familie Mirandez, die zoveel betekent als 'op al het goede schijnt de zon'. Lia loopt de poort door en bekijkt het achterliggende landgoed - of wat er nog van over is. Zowel links als rechts naast de vijver loopt een pad, en die komen samen voor de eens imposante ingang van het landhuis. Dit is echter al zo lang verlaten dat het voor grote delen is ingestort. Van de begane grond staan alleen nog de buitenmuren overeind, en bijna alles van de eerste (en tweede?) verdieping is ingestort. Het puin hiervan blokkeert de ramen en deuren, maar het vormt wel een beklimbare helling. Lia loopt links langs de vijver en Storm en Elf volgen haar, de helling op. Bovenop de puinhoop zien de Coole Gasten wat er nog rest van de begane grond: niet veel meer dan een paar binnenmuurtjes staan nog, op sommige plekken rust hier nog een deel van de vloer op die in een lang verleden de eerste verdieping vormde. Op een van die delen zit een groen monster in elkaar gebogen; naast hem ligt een stapel afval waar onder meer rode mantels tussen liggen. Als het monster de Coole Gasten over de rand van de puinhoop ziet komen, richt hij zich op tot zijn volle lengte van twee en een halve meter. De Coole Gasten staan tegenover een trol - en een kwade nog wel!

Elf schiet als een raket naar voren - balancerend over een van de muren van de rand van het huis naar het 'eilandje' van de trol - en trekt met zijn dolken twee diepe groeven over het dijbeen van de trol. Die gromt, en voor Elfs ogen trekken de wonden meteen weer dicht. Vervolgens krijgt Elf een enorme klap van de trol en verliest zijn balans. Hij stort van de muur af en valt op de vloer van de begane grond. Storm besluit om nog even afstand te houden en geeft met zijn gebed kracht aan hem en zijn teamgenoten. Lia schiet een vuurbal op de trol. Elf klimt weer naar boven en besluit om op hulp te wachten voor z'n volgende aanval. Storm komt iets dichterbij en er volgt een wisseling van slagen tussen Elf, Lia, Storm en de trol. Als de trol weer van z'n wonden  lijkt te genezen, maakt Lia zich los van het gevecht. In de kathedraal van Dagmaran heeft Lia een toverspreuk geleerd waarmee ze de sterke en zwakke punten van haar vijanden te weten kan komen, en ze richt haar arcane oog op de trol. Vooral vuur en zuur zijn zwakheden van de trol. Op het moment dat Lia dit wil roepen naar de andere Coole Gasten, wordt Storm van de muur afgeslagen. Zijn landing is beduidend minder zacht dan die van Elf, en hij zakt door de verrotte vloer van de begane grond heen om in de kelder neer te ploffen. De trol stormt hierna op Elf af, maar Lia kan nog dit net voorkomen door het smalle muurtje met een toverspreuk in te vetten. De trol glijdt uit en landt naast Storm. Woest wil de trol op Storm inhakken, maar Storm geeft hem no snel het commando 'Rennen'. De trol kan geen weerstand bieden tegen de wilskracht waarmee Storm dit commando geeft, en rent weg. In zijn blinde vlucht ramt de trol vol in een deur die naar een andere ruimte van de kelder leidt, en deze versplintert. In die kamer van de kelder zat een groep vleermuizen, die in angst wegvliegen en onderweg uit zelfverdediging hun klauwen en tanden gebruiken. Storm weet de zwerm te ontwijken, maar de trol komt er niet ongeschonden vanaf.

Elf heeft inmiddels van Lia gehoord dat de trol niet tegen vuur kan. Elf heeft maar een kleine vuurspreuk, maar iets is beter dan niets en hij begint de trol  te bestoken met vuurpijlen. Als door een wesp gestoken, raast de trol naar Elf toe. Hoewel de Gnoom twee verdiepingen hoger is, lijkt dat niet z'n belemmering voor het lange monster. Hij springt tegen de muur aan en wanneer zijn vingers zich bijna om Elfs enkel sluiten, wordt de trol naar beneden getrokken door Storm die een precisieaanval uitvoert op de knie van de trol met zijn morgenster. Doordat de trol met voor wordt bestookt geneest hij niet, en onder de aanhoudende barrage van Storms beuken sneuvelt de trol uiteindelijk. Storm draait zich om en reikt naar het touw dat Elf heeft laten zakken, als de wonden van de trol toch nog een keer genezen en hij herrijst. Weer legt Storm 'm om. Om te verzekeren dat hij nu echt blijft liggen giet Lia een flesje zuur over zijn hoofd, dat tot aan zijn schouders oplost.

Nu de trol blijft liggen, doorzoeken de Coole Gasten snel de stapel afval. Blijkbaar heeft de trol de lichamen van de tovenaars van de krater versleept naar zijn schuilplaats en opgepeuzeld. Alle niet-eetbare spullen zijn op deze afvalhoop terecht gekomen. De rode mantels van de tovenaars zijn hier inderdaad te vinden, inclusief wat gouden munten, een bijzonder gladde steen die een magisch aura uitstraalt en het dagboek van een van de tovenaars. Het dagboek toont hoe de tovenaar in kwestie lid is geworden van de Red Wizards of Thay, hoe hij daarbinnen werd betrokken in een geheim genootschap dat zich de 'Ingezworenen van Karsus' noemt en dat zijn groep onderweg is naar Sundabar om een krachtig magisch artefact te bemachtigen: een Nether Scroll!

De Coole Gasten keren weer huiswaarts; Als Lia langs de vijver wil lopen, roept Elf ineens "Stop!". Elf ziet nu pas dat de standbeelden op de vijver de beeltenissen zijn van Aumanator en Selune - de goden van de Dag en de Nacht respectievelijk. Hij herinnert zich ineens de wapenspreuk weer en denkt dat het pad langs Selune een valstrik kan hebben. Lia was op de heenweg blijkbaar toevallig langs de goede kant van de vijver gelopen, maar wilde nu langs de andere kant. Elf raadt aan om weer het linkerpad, langs Aumanator, te nemen. Zonder incidenten verlaten de Coole Gasten het landgoed en lopen met een wijde boog om de Goblins in de krater. Bij het bereiken van Sundabar gaan de Coole Gasten direct naar hun verblijven voor een welverdiende nachtrust en bereiden zich voor om de volgende dag verslag uit te brengen bij de koning.

Reacties