Doorgaan naar hoofdcontent

Ch 06.02 - Sundabar Underground

Nu de Coole Gasten aan Derrin de Poortwachter kunnen laten zien dat de Gnolls geen probleem meer zijn, worden ze toegelaten tot de Onderstad van Sundabar. De brede trap naast de poort van Sundabar komt uit in een ruimte van zo'n twintig bij twintig meter. De gehele ruimte is ingericht voor militaire doeleinden; wapenopslag, verschansingen bij de deur waar de Coole Gasten net door komen als bij de enige deur die deze kamer verlaat, en de nodige troepen die klaar staan om de Coole Gasten te begroeten. Als Storm door de kamer kijkt, valt het hem op dat de troepen niet echt een militaire achtergrond lijken te hebben; het zijn veelal oudere mannen en vrouwen, in een samenraapsel van stukken pantser, sommigen met helm, sommigen met schild. Ze hebben een wijde variëteit aan wapens bij zich en die wapens zien er over het algemeen niet in topconditie uit. Storm merkt dit op tegenover Derrin, die grommend moet toegeven dat de post naar de Bovenstad bemand wordt door de reservetroepen, terwijl de beroepsmilitairen de gangen van de Onderstad bewaken. Hij weidt hier niet verder over uit en begeleidt de Coole Gasten verder de onderstad in.

Achter de ontvangsthal loopt een gang steil naar beneden. Deze gaat geleidelijk over van een gemetseld, bewerkt voorkomen naar een meer natuurlijk gesteente. Na een goede honderd meter komt het gezelschap uit in een grotere ondergrondse ruimte. Hier zijn wat barakken in gemaakt, als ook wat gastenverblijven. Een van de beschikbare appartementen wordt aan de Coole asten beschikbaar gesteld, die hier graag even rusten tot de Koning van de Onderstad tijd voor de ambassadeurs van Ascore. Derrin zegt dat dit waarschijnlijk vroeg de volgende ochtend wordt.

Inderdaad worden de Coole Gasten de volgende ochtend door twee paleiswachten gevraagd om mee te komen. Voor hun deur staan twee dwergen in ceremonieel pantser met lansen die zich voorstellen als Larkin en Thorbir. Ze verlaten de grot met de gastenverblijven en komen na een paar vergelijkbare grotten uit in een enorme grot. Het pad waar ze op lopen, loopt van deze ingang tot zo'n vierhonderd meter verder, waar het een nieuwe grot in loopt. Langs de rechterkant van de grotwand komen nog meerdere gangen uit op deze promenade, aan de linkerkant zit een afgrond die wel zeventig meter naar beneden loopt. Langs de klifwand zijn trappen uitgehouwen, en op sommige plekken prijken pandjes tegen de wand aan. De vloer van de afgrond is breed, met een riviertje door het midden dat gevoed lijkt te worden uit een waterval. De gehele vloer van de grot is bezaaid met gebouwen waar een bedrijvigheid uit spat. Smederijen, leerlooiers en -bewerkers, touwslagers - van alles. In het midden van de grot is een platform dat als lift dient - voor transport tussen grotten en met de bovenstad? -, en net naar beneden wordt gelaten met een ingewikkelde constructie van kettingen, tandwielen, buizen en balken. De hele kom is bezaaid met grotten.

Achter deze hal ligt een kleinere grot, waar het riviertje doorheen stroomt om uiteindelijk door een opening te stromen en zo de waterval te vormen. Over het riviertje loopt een boogbrug, die toegang biedt tot het paleis van de dwergenkoning. Uit een enorme stalagmiet die half uit de grotwand komt is een paleis gehouwen dat drie ringen heeft met verdedigingswerken erop. De Coole Gasten worden het paleis ingeleid en arriveren in de troonzaal. Op een massieve stenen troon zit Koning Brech, heerser van de Onderstad en leider van de clan van Sundabar Dwergen. Hij draagt een pantser met vele versierselen; glimmende schouderplaten, malien van de hoogste kwaliteit met daaroverheen een verguld embleem van zijn clan op zijn borstbeen. Boven zijn troon hangt een met juwelen bezette staf van mithral die aan beide kanten uitloopt in zeisbladen van adamantium.

Nors kijkt de koning naar de Coole Gasten. "Verraders uit Ascore? Hoe durven jullie mijn stad in te wandelen!" Storm vuurt terug: "Verraders? En wie heeft zojuist de gnoll-infestatie in de Bovenstad aangepakt?" De koning neemt wat gas terug en draait nog iets verder bij als hij de clan-insignia van Elf ziet. "Hrmpf, er is meer moed nodig dan dat ene gevecht om de schande uit te wissen van zij die we eens broeders noemden!" Elf voelt aan dat de koning duidelijk veel waarde hecht aan moed, eer en kameraadschap, en dat hij - en de andere dwergen - zich verraden voelt door het vertrek van de inwoners van Sundabar naar Ascore. Elf stapt naar voren om zijn moed te tonen. "Koning Brech, geef ons een kans om de moed van uw vrienden en bondgenoten in Ascore te tonen. We hebben gehoord van een aanval op uw lager gelegen tunnels; stuur ons daarheen om de aanval af te slaan!" De koning denkt heel even na over dit voorstel, en geeft uiteindelijk toestemming voor deze vuurproef.

Larkin en Thorbir lopen met de Coole Gasten mee naar 'het front'. Onderweg leggen ze uit dat er geen grootschalig conflict is, simpelweg omdat er geen ruimte in de tunnels is voor veel mensen tegelijk. In plaats daarvan lopen er kleinere eenheden door de gangen die zo af en toe in het grondgebied van Sundabar dringen om schade te doen of dingen te stelen. Er lopen extra patrouilles door die tunnels om dat verder te voorkomen. De Coole Gasten verlaten het paleis, dalen in de grote grot langs de klifwand af naar beneden en lopen naar een van de tunnels die vanaf de bodem uit de grot loopt. Larkin en Thorbir lopen langs een barak waar ze zich ontdoen van hun ceremoniële pantsers en hun strijdgerei aantrekken. Thorbir bedient zich van een schild en een grote hamer, Larkin heeft geen wapens maar zijn hele pantser zit onder de scherpe punten; op z'n knieën, ellebogen, over z'n handen en ook een op z'n helm.


De reis leidt de Coole Gasten dieper ondergrond. Terwijl Lia zich wat ongemakkelijk voelt over de belachelijke hoeveelheid steen die er inmiddels boven haar hoofd hangt, merkt ze de dikke witte draad niet op waar ze tegenaan loopt en meteen aan vast blijft plakken. Nog voor Elf, Storm of de Dwergen op haar noodkreet kunnen reageren, zijn haar voeten al van de grond. Elf bedenkt zich geen tel en gooit een dolk richting de draad, en snijdt deze succesvol door. Niet content om z'n prooi zomaar te laten gaan, springt er een Cave Fisher uit een gat in het plafond van deze tunnel die de Coole Gasten eerder nog niet hadden opgemerkt. Dit spin-achtige gepantserde monster is spierwit en een zeker halve meter lang. Met de scharen aan z'n voorste twee poten, waar hij eigenlijk de opgetakelde Lia mee had willen grijpen, valt hij Elf aan. De Cave Fisher laat een bloedende wond op z'n been achter, als Larkin en Thorbir toeslaan. Lia gebruikt haar magische krachten om de Cave Fisher te verblinden. De Cave Fisher beseft dat dit maaltje aan hem voorbij gaat en wil wegkomen. Storm staat in de weg en de Fisher stormt op 'm af. Storm weet de slag echter te weerstaan en slaat terug. Als ook Elf en Larkin weer aanvallen, bezwijkt het monster.


Elf krijgt Eerste Hulp toegediend van Storm. Nu iedereen zich acuut bewust is hoe gevaarlijk deze tunnels zijn, gaat het genootschap voorzichtig verder. Een uur later komen de Coole Gasten uit op een klif waar een greppel zo'n twintig meter onderdoor loopt. Er loopt een grotingang aan de andere kant weer verder, waar de groep een eenheid van de Duergar ziet! Twee Dwergen met een grijze huid en witte baarden rijden op enorme berggeiten. Een derde loopt ernaast en in de achterhoede verschijnt een mens in een rood gewaad. Meteen zetten de bokkenrijders een galop in en bestormen de Coole Gasten, maar nog voordat ze op de klif komen laat Lia de aarde uiteenspatten. Er schieten stenen stekels uit de grond waarop de bokken zich te pletter lopen. Ook een van de rijders overleeft het niet; de tweede ziet nog net hoe Larkin met een ijzingwekkende kreet op hem duikt en z'n puntige pantser in de strijd gooit. De derde Duergar stapt tussen het puin door terwijl hij met iedere stap groter wordt en uiteindelijk boven Storm uittorent. Storm en Thorbir vallen hem aan terwijl Lia en Elf de vijandige tovenaar  uit willen schakelen.

De Duergar wisselt slagen uit met Thorbir en Storm; uiteindelijk hamert Storm hem zo hard dat de duistere dwerg over de rand van de klif stort. Ondertussen ziet de tovenaar in dat zijn manschappen de strijd verliezen. Hij maakt zichzelf onzichtbaar en probeert weg te vluchten. Lia probeert hem tegen te houden door de vloer onder z'n voeten in een laag vet te zetten. Een tactiek die werkt, aan de luide plof te horen. Elf heft zich ondertussen door de stenen punten heen gewerkt en duikt met getrokken dolken af op de plek waar hij de plof hoorde; ook de tovenaar is gauw verslagen.

Met deze overwinning keren de Coole Gasten terug naar Koning Brech. Hij ziet nu wel in dat de bewoners van Ascore de nodige moed hebben en wil diplomatieke relaties overwegen. Echter, de verhalen van de tovenaar in het rood zitten hem niet lekker. Voordat Sundabar werd aangevallen, werd het monster door een groepje rode tovenaars tegengehouden, maar nu staan ze aan de kant van de Duergar? Hier is iets niet in de haak; de Coole Gasten krijgen het verzoek om te kijken of de gevallen tovenaars nog te vinden zijn. Misschien dat we meer over hen te weten kunnen komen.

Reacties