Doorgaan naar hoofdcontent

Ch 04.02 - De Klopstraat

Nadat de Coole Gasten de woonwijk hebben vrijgemaakt zijn ze naar hun tent teruggekeerd. Een goede nachtrust volgt, en bij het ontbijt de volgende ochtend slaagt Lia er eindelijk in om een aantal aantekeningen die ze van Tunaril had overgenomen te ontwarren en doorgronden. Ze kan nu een zwaard van een magische essentie tot zich roepen. Elf kijkt over Lia's schouder mee in haar spreukenboek en leert zichzelf Tasha's Hideous Laughter aan.

Als de troupe klaar is om de volgende uitdaging aan te gaan, zoeken ze Markies Guiseppe op. Die blijkt zich al te hebben genesteld in Taveerne de Hemelpoort - terwijl een aantal werklieden bezig is om de verbrande pooltafel op te ruimen en de verdere schade te repareren, worden de Coole Gasten naar boven geleid. Hier zijn vijf slaapkamers: twee aan weerszijden van de gang, en een over de hele breedte van het pand. Deze grotere kamer is geconverteerd tot stadhuis, met daar aanwezig Imzadi, Robert en Guiseppe. Zij hebben ook intrek genomen in de hier aanwezige slaapkamers, met de vierde kamer voor Zuster Marie-Claire.

"Ah, jullie zijn er, mooi! Robert zou graag willen dat we het meer industriële deel van de stad vrij zouden maken van monsterlijke bezetting. De grootste weg die door dit gebied heen loopt, heet volgens deze oude kaart << Carvei Moradin Gloindal>>, of 'De Weg naar Moradin Kent Vele Hamerslagen'. Robert hier heeft het de Klopstraat genoemd. Het verliest wat in kracht, maar het wint in doeltreffendheid. We hebben veel huizen te repareren, veel gereedschappen te maken, kortom veel vraag naar capabele vakmensen die hun vak ook uit kunnen voeren. Hoofddoel in die wijk zou de smidse moeten zijn; als ik de verhalen mag geloven een machtig bouwwerk, net zo goed een smidse als een tempel ter ere van Moradin. En uiteindelijk willen we natuurlijk op het Fort marcheren - Imzadi vertelt me dat we nog geen idee hebben wie of wat zich daar in heeft verschanst, maar die zal zich vast afvragen wat er in dit deel van de stad gebeurt. Houd je ogen open om hier aanwijzingen over in te winnen."

Terwijl de vluchtelingen stap voor stap proberen te wennen aan hun nieuwe situatie, blijft de sfeer in Ascore bedrukt - binnen de muren heerst nog altijd veel gevaar, en de bewoners hopen dat hun intrek niet wat te vroeg komt. Op het Puttersplein hebben de werklieden al hun fornuis en aambeeld opgezet, maar hun vuur verdrijft de kou in de lucht niet. Marco begroet jullie alsnog joviaal, maar zijn stemming verzuurt als weer die ene ijzingwekkende klokslag uit de kathedraal over de stad rolt. Storm en Lia besluiten om de kristallen voorwerpen te verkopen die ze in De Beproeving gevonden hadden.

Een klein eskader van stadswachten gaat huis na huis af om te controleren dat er niets groters dan kruisspinnen is achtergebleven, waarna Zuster Marie-Claire het huis toewijst aan de nieuwe bewoners. Plotseling is er een hoop commotie, als de Stadswachten een katachtig persoon aantreffen in een van de huizen. Minous, de Tabaxi Monk wordt ruw gewekt uit haar slaap en staart ineens tegen drie getrokken zwaarden aan. Blijkbaar is Minous een weekje voor de aankomst van de vluchtelingen de stad ingeslopen. Ze weet de stadswachten ervan te overtuigen dat ze geen monster is, en de Coole gasten - die op de commotie zijn afgekomen - horen haar aan en besluiten om Minous mee te nemen naar de Klopstraat. Minous geeft aan op jacht te zijn naar demonen, en de Coole Gasten zeggen geen idee te hebben wat er op de Klopstraat te vinden is - misschien wel demonen!


Bij de kruising achter het poortgebouw, waar de weg zich splitst richting Puttersplein, Handelsdistrict (over het stroompje) en de Klopstraat, bespeurt het genootschap een Quasit en zet de achtervolging in. De Quasit zoekt onderdak in een opslag vooraan in de Klopstraat. Tegen de tijd dat de Coole Gasten in het magazijn staan, is de Quasit al verdwenen. Is hij de trap opgerend naar de tweede verdieping? Terwijl Storm en Elf een kijkje wagen in de twee achtergebleven kratten in de opslag - en enkel verrotte aardappels treffen - gaan Lia en Minous de trap op om boven naar de Quasit te zoeken. Ze banen zich een weg door de spinnenwebben en komen oog in oog met een Ettercap! De Ettercap hoedt hier over twee Giant Spiders en besluit om zijn 'kudde' te verdedigen. Lia en Minous gaan de strijd aan en even later besluiten Elf en Storm om ook op de geluiden van strijd af te rennen. De Ettercap probeert uit alle macht om Minous te strikken in zijn web, maar de Tabaxi ontwijkt de projectielen. De Coole Gasten maken korte metten met de arachniden en speuren rond om de Quasit te vinden. Ze zien hem nog net aan de achterkant van het magazijn, waar er openslaande luiken zijn om goederen met katrollen op de eerste verdieping te laden, door een open luik naar de straat er achter springen.

Minous zet direct de achtervolging in en maakt een perfecte driepuntslanding. Ze sprint achter de Quasit aan naar de Smidse, maar kan niet op de Quasit inlopen. Ook Lia en Elf maken de nodige airtime om bij te sluiten, Storm besluit om z'n blik over de bovenverdieping van de opslag te laten glijden - hij vindt niets van waarde - voordat hij de trap neemt en het pand door de voordeur verlaat.

De Smidse is een massief gebouw met aan de voorkant twee grote poorten. Voor die poorten ligt een rommelige stapel hout, en er zitten geen deuren meer in de tent. Minous rent naar binnen, maar houdt direct achter de poort halt terwijl de raaf van Lia over haar heen schiet en een verkenning uitvoert. Minous en Lia zien in de muur tussen de poorten een enorm steenrelief met een afbeelding van Moradin. Hier was inderdaad ruimte voor gebed. Daartegenover staat de grootste smelterij die de Coole Gasten ooit gezien hebben. Zes verschillende smelters-ovens eindigen allen in dezelfde dikke schoorsteen, in een halve cirkel. Langs de rechte kant van die halve cirkel loopt een enorme bak waar kolen in zijn opgeslagen, voor het vuur. Het plafond van de toko wordt ondersteund door pilaren, die met sierlijke bogen aan elkaar verbonden zijn. Rond de ovens is de ruimte tussen de pilaren dichtgemetseld, en zijn er opslagbakken voor erts. Deze zijn compleet leeg, op eentje na. Verderop staan nog meer - veel kleinere - oventjes. Een aantal hiervan hebben nog stenen werkbankjes, maar geen van allen hebben gereedschap - en het valt Lia op dat ook alle aambeelden weg zijn.

Bij een van de voorste ovens staat geen aambeeld meer, maar nog wel een emmertje met olie om staal in te blussen. Plotseling komen er twee Rust Monsters tevoorschijn die wel interesse hebben in het pantser van Storm! Elf ontdekt al meteen dat zijn dolken slijten als hij ze in de Rust Monsters steekt, en nadat een van de Rust Monsters hem met zijn antennes beroert, verschijnen de roestplekken op zijn maliënkolder. Minous heeft nergens last van en zet haar klauwen in de monsters. Elf en Lia besluiten om van een afstandje Blight en Color Spray in de strijd te gooien en de Rust Monsters zo buitenspel te zetten. Midden in het gevecht blijkt ineens de olie in de emmer geen olie te zijn, maar een Gray Ooze! Ook dit monster komt af op ijzer en lust wel een stukje Storm. Terwijl hij nadert, bestookt Lia 'm met een Witch Bolt. Een reusachtige hamerslag van Storm later en de stukjes Ooze vliegen de Coole Gasten om de oren. Ondertussen is een van de Rust Monsters al verslagen door Minous. De tweede legt even later ook het loodje als Lia drie Magic Missles in z'n zij boort.


Als het stof weer neerdwarrelt, kijkt Elf naar de overgebleven erts. Het is Zilver, blijkbaar een metaal dat niet op het menu van de Rust Monster staat. Enig speurwerk op de werkbankjes achter de zilversmelter levert Elf een verzameling zeldzame zilveren muntjes op, en een verzilverde dolk waarmee hij een van z'n beschadigde exemplaren vervangt. Minous zet de speurtocht in naar de Quasit die hier naar binnen is gerend, en ziet hoe hij in de kolenbak is gesprongen. De Quasit schrikt op bij de ontdekking van z'n verstopplek en zet het op een rennen. Minous legt aan met haar sling, maar de Quasit maakt zichzelf ineens onzichtbaar! Pas in tweede instantie valt het Minous op dat de Quasit nog wel een spoor van koolstof achterlaat, en de speurtocht gaat verder.

De achtervolging leidt naar het achterste deel van de Klopstraat, waar een  leerlooier en een wolverver zijn gevestigd, vlak bij de poort tussen de Klopstraat en Fort Ascore. De deur naar de wolverver staat open en op een bankje onder de veranda zitten twee demonen, een Manes en een Dretch. De Quasit rent naar ze toe en brengt verslag uit van z'n bevindingen. Blijkbaar is het belangrijk dat Lord Damian zo snel mogelijk zijn verslag hoort. Maar zo ver komt het niet: de Coole Gasten zetten de aanval in.

Hoewel de Coole Gasten vandaag al veel strijd hebben geleverd, gaat het gevecht met de demonen voorspoedig. Wel merken ze dat hun wapens minder effectief zijn dan ze op basis van eerdere gevechten zouden verwachten. Demonen hebben zo'n dikke huid dat reguliere slag- en steekwapens niet goed door de huid heen komen. Nadat is afgerekend met de demonen besluiten de Coole Gasten om de wolververij, blijkbaar als buitenpost gebruikt door deze demonen, aan een nadere inspectie te onderwerpen. Binnen vindt Lia een mooie blauwe mantel die in de afgelopen zevenhonderd jaar niet heeft geleden onder de motten.en een stapeltje papieren, waarop in Demonenschrift - dat Minous gelukkig kan lezen -  orders van Lord Damian aan de Dretch worden gegeven om patrouille te houden in de straat voor het Fort.


De Klopstraat is bij dezen schoongeveegd tot aan de poort naar het kasteelterrein, en de Coole Gasten besluiten om terug te gaan naar de Hemelpoort om verslag uit te brengen. Als de Coole Gasten het Puttersplein weer betreden, wordt Storm door een groepje staande gehouden. Het is Brett, de stadswacht die door een van de Displacer Beasts is gegrepen, samen met twee dragonborns en nog een handjevol afgejakkerde mensen en een enkele halfling. Deze groep van vijftien vraagt om een kort gebed in de naam van Bahamut. Terwijl Storm een mis voorzit, lopen Elf, Lia en Minous door naar Guiseppe om hun bevindingen te delen. Blijkbaar is er een demonenleider in het Fort neergestreken! Guiseppe schrikt behoorlijk van dit nieuws en hoopt dat hij z'n mensen niet te vroeg de stad in heeft gebracht. De wacht, ook in de Klopstraat, wordt verdubbeld en met de Coole Gasten wordt afgesproken dat de volgende ochtend naar de Kathedraal wordt gekeken. Na enig aandringen krijgen de Coole Gasten 50GP per persoon als dank voor verrichte arbeid. Als Storm klaar is met het gebed en ook aan komt gelopen, ziet Robert Timmer in welke staat zijn pantser verkeert, en neemt Storm mee naar de werklieden die met het ankheg-pantser bezig zijn. Die hebben het pantser net af, en Storm neemt het in ontvangst. Het pantser is licht, maar de sterke chitineplaten bieden wel een iets betere bescherming van zijn oude (en verroeste) maliënkolder. Ook is de weerstand die een Ankheg van nature heeft tegen zuur behouden gebleven in dit pantser.

Moe maar voldaan nemen de Coole Gasten hun intrek in het huis dat door Marie-Claire aan ze is toegewezen.

Reacties